Waterputten werden in de steentijd (± 10.000 v. Chr.) al gegraven om te voorzien in de waterbehoefte. Het gat reikte tot in het grondwater en om instorten te voorkomen werd er een beschoeiing rondom gemaakt. In het begin gebruikte men daar holle boomstammen voor, later werden er stenen gemetseld of betonnen ringen geplaatst. Het water werd met een emmer via een katrol, een windas of een hefboom naar boven gehaald. Waterputten werden in dorpskernen gegraven voor collectieve watervoorziening maar ook door boeren bij hun hoeve.

Waterput met windas.