Arbeitseinsatz in Nederland was de vaak gedwongen inschakeling in de Duitse oorlogseconomie van Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In het najaar van 1940 begonnen Duitse bedrijven actief arbeidskrachten te werven in Nederland, maar het aantal aanmeldingen bleef ondanks de maatregelen tegen werklozen achter bij de verwachtingen die de Duitsers koesterden. In september 1941 waren zo’n 92.000 Nederlanders in Duitsland werkzaam.

Aanplakbiljet om zich te melden voor de arbeidsinzet  

Langzaam maar zeker werd door de Duitse autoriteiten de druk op de Nederlandse autoriteiten de druk op de Nederlandse arbeidsmarkt vergroot. Voor Berlijn werd duidelijk dat de oorlog langer zou duren dan men gedacht had en dat miljoenen Duitsers moesten worden gemobiliseerd voor de mensen verslindende veldtochten.

In januari 1942 verklaarde Reichsmarschall Hermann Göring dat het voor het Reich dringend noodzakelijk was arbeiders uit deze gebieden te verplichten voor de Duitse oorlogsindustrie te werken. In die maand werd in Nederland de Nederlandse Arbeidsdienst ingesteld. Jonge mannen moesten voor deze dienst hun arbeidsdienstplicht vervullen.

Wervingsaffiche voor de arbeidsinzet. 

Op 23 maart van hetzelfde jaar was het Landoorlogreglement, waarin bepalingen waren opgenomen tegen het werken voor een vijandelijke mogendheid, buiten werking gesteld door een verordening waarin een dienstverplichting voor alle Nederlanders werd afgekondigd – dus ook voor niet-werklozen.

Studenten die de loyaliteitsverklaring niet wilden tekenen werden werkloos en zij werden daarom opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Een groeiend aantal mannen verkoos echter onder te duiken.

Eind maart 1943 waren er al ± 227.000 Nederlanders tewerkgesteld in het Derde Rijk. Begin januari 1944 was dit getal (onder andere door de hernieuwde krijgsgevangenschap van Nederlandse militairen) gestegen tot omstreeks 275.000. Er zouden nog vele landgenoten volgen – zo’n 120.000 alleen al via razzia’s in het laatste oorlogsjaar.

Illegaal affiche met de oproep om onder te duiken i.p.v. te melden voor de arbeidsinzet.

Om de arneidsinzet te ontlopen doken veel jonge mannen onder, hiermee groeide de vraag naar onderduikplekken en daarmee groeide ook de verzetsbeweging.

Al met al werden ruim 500.000 Nederlanders gedwongen tewerkgesteld in Duitsland. Meer dan 30.000 van hen kwamen om door honger, ziekte, mishandeling en oorlogsgeweld.

Zo waren er een aantal studenten in de regio Haaglanden die ook hun oproep hadden gekregen . Ook zij kozen voor onderduiken . Hierna volgde de actie. Het plan van Wim Gebhard en Koos Stolk was om een kamp te stichten in de bossen in Noord-Brabant. Wim had daar contactpunten . Aldus kwamen de plannen tot het gaan onderzoeken van de mogelijkheid ter plaatse in Noord-Brabant. 

Toen werd een boscomplex uitgezocht op Hoge Bergen bij Heusden, achter Asten. Tot het daar in december niet veilig meer was, zijn ze vertrokken. Ze kwamen via Asten terecht bij Fietsenmaker Harrie Peeters en boswachter Bussers “Den Bus” in Lierop.

Mathieu Bussers (1895-1973) 

De plaatselijke jachtopziener wist een ideale plek in de staatsbossen waar, verscholen tussen dichte dennen begroeiing en nabij een vennetje, het kamp ingericht werd .

vanuit het nabijgelegen gehucht Moorsel ging de familie Berkers een sleutelrol spelen in de verzorging van de kampbewoners. De eerste groep onderduikers bouwde het kamp zelf met palen en stro.

Ongeveer dertig mannen, veelal uit het westen van het land, vonden er tot de bevrijding in september 1944 verblijf in wat ze “Kamp Dennelust” [ huidige spelling Dennenlust] doopten. Ook neergeschoten geallieerde piloten kregen er tijdelijk onderdak. 

De namen: – Bovenste rij v.l.n.r.: Wim Loof – Piet van Velthoven – Koos Stolk –  een geallieerde piloot – Sjef Snijder – Cor Bode – Frits Hoff. – Onderste rij v.l.n.r.: Piet Laurier – Harry Plompen – Jan Engelsman.

Ons aantal groeide steeds, zodat we bij de bevrijding niet minder dan 45 man telden, waarvan de oude rotten dus bijna negen maanden in die blokhut hebben gewoond. Een hele tijd, als men bedenkt, dat op vier man na, niemand het bos, waarin onze hut stond, mocht verlaten.

Wel zaten de mannen niet steeds werkeloos. Er was genoeg te doen. Zo moest er geregeld voor brandhout worden gezorgd, in de buurt van ons kamp ligt een bos, dat er van buiten prachtig uitziet, maar tenslotte niet meer dan een haag van dennen rondom een totaal kale vlakte blijkt te zijn! Dan moest het kamp worden schoon gehouden, er moest in de keuken worden gewerkt, alle eventueel in de omgeving gemaakte sporen moesten nauwkeurig uitgeveegd worden.

In de keuken

Er stonden dag en nacht wachtposten, aan niet-soldaten werd een militaire opleiding gegeven, enz.

Vele hadden tijdens hun opleidingen vaardigheden opgedaan en dit werd gebruikt als een van de functies binnen het kamp , zo was er een timmerman , brandweer , PTT post , en er waren er die vreemde talen spraken , vooral Engels en Duits was handig .

Men begon met het opzetten van de P.A.N. , De Partizanen Actie Nederland (P.A.N.) was een verzetsgroep in de Tweede Wereldoorlog die opereerde in de regio Eindhoven, die gericht was op gewapend verzet.

P.A.N. sectiecommandant Houtman showt een in beslag genomen wapen aan Koos en Piet Stolk

De keus voor het gebruik van het woord ‘partizaan’ was een bewuste keuze om de bezetter angst in te boezemen. In België was er reeds een verzetsgroep genaamd ‘Partizanen Actie’ waarmee de groep nauw contact had. 

De vrijwilligers van de P.A.N. krijgen militaire training en discipline geleerd van Jan Houtman . Jan was in 1940 in het Nederlandse leger actief .

Na enige militaire training moesten de onderduikers in september als partizanen aan de slag. Veel opdrachten, zoals het onklaar maken van een spoorlijn, mislukten. Ze namen NSB’ers gevangen en lieten hen hun eigen gevangenis bouwen.      

Op wacht bij de gevangenis .    

Ze hadden 7 gevangenen in het kamp: een SS-man, een paar gevaarlijke N.S.B.- provocateurs en enige onbetrouwbare kaderlieden van de Arbeidsdienst.

Nu hadden we een radio die op een accu liep. Vanzelfsprekend moest die accu met een generator die door een fiets werd aangedreven. Toen we gevangenen hadden bezorgde het probleem accuvulling ons natuurlijk niet meer zoveel hoofdbrekens. Tot onze verbazing zagen we zelfs dat de Nazi’s ons de baas waren, en het presteerden om twee en een half uur snel achter elkaar door te peddelen!

Ook was er voor voldoende ontspanning gezorgd, we hadden een sportveld met rekstok en kogelvanger, een bibliotheek , een eigen tijdschrift “D’Onderduiker”, een R.K. kapel en last but not least…een radio!

Kapelaan Geboers, aalmoezenier van Dennenlust, was actief binnen de LO-afdeling Someren. ( LO staat voor Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers , het LO was  een Nederlandse verzetsbeweging , actief tussen medio 1942 en mei 1945 .   Enkele van de in totaal vijftien geallieerde piloten, die er zouden verblijven, kwamen via hem.

Kapelaan Geboers

Op 19 september vertrok een groep van zes man , waaronder de Amerikaanse vliegenier sergeant Frank Doucette uit het kamp . Geen van hen had gevechtservaring . Frank Doucette hielp mee, want hij was de enige die een machinegeweer kon bedienen. Toen het bericht kwam dat de Duitsers in aantocht waren , werd het machinegeweer in stelling gebracht. Vermoedelijk heeft men bij het inbrengen van de patroonband een geklik veroorzaakt, waardoor de Duitsers gewaarschuwd werden. Zij openden het vuur en Frank werd dodelijk getroffen. Zijn lichaam werd naar het klooster in Lierop vervoerd en door enkele zusters afgelegd, in een kist gelegd en ’s nachts in alle stilte op het kerkhof in Lierop begraven.

Erehaag bij het graf van Frank Doucette

Het kamp ging niet lang na de bevrijding bij een bosbrand in vlammen op. Wat overbleef waren de resten van het oventje dat in het kamp was gemetseld. Op initiatief van de schrijver Gerard Geboers  en leden van de Heemkundekring De Vonder werd later het oventje gerestaureerd, een infobord met plattegrond geplaatst en de onderduikersroute uitgezet die op 15 maart 2005 officieel is geopend. In 2013 is door o.a. Gerard Geboers het markeren van de woning en de diverse bijgebouwen de belevingswaarde van die tijd gedeeltelijk terug gebracht. 

Het oventje wat de brand overleefde 
Kaart met zijaanzicht en boven doorsnede, getekend door Piet van Veldhoven in 1944/1945? Diverse functies aanwezig zoals: slaapzaal met krib, slaapzolder, woonkamer, keuken, radio met accu’s, hal

Enkele blikken op het restauratie project

Meer gegevens zijn te lezen in het boek “Zij woonden een jaar in een bos”, waarin schrijver Gerard Geboers de geschiedenis van die groep onderduikers en hun helpers beschrijft .

Bronnen:
eindhoven4044.nl
Gerard Geboers
Wikipedia
Imperial War Museum