In dienst van de geallieerden

In 1944 waren er vele lokale verzetsgroepen. Er waren in Nederland drie grote (overkoepelende) relatief goed georganiseerde (bewapende) verzetsorganisaties: De Ordedienst (OD), Landelijke Knokploegen (LKP) en Raad van Verzet (RVV).

De bevrijding van West-Europa was inmiddels in volle gang en er bestond een behoefte aan een nieuw gevormd Nederlands leger genaamd de NBS ; Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten . Een leger en/of handhavers die snel en effectief de NSB’ers en foutieve personen konden identificeren en arresteren, alsmede de orde en rust kunnen herstellen. Al snel werd bij de afkortingen de “ N  “ weggelaten daar het teveel leek op “ NSB “ . Kortweg BS ; Binnenlandse Strijdkrachten .

Maar de BS was ook opgericht om de gewapende verzetsstrijders te kunnen beheersen tijdens de bevrijding.  Ook het gidsen van geallieerde eenheden en als tolk fungeren behoorden tot de taken van de BS . Zeker niet te onderschatten is de militaire hulp aan de geallieerden, met name door de inzet van het Regiment Stoottroepen.

Leden van de PAN wijzen de Amerikaanse de locatie

De Nederlandse regering in ballingschap had genoeg tijd gehad om na te denken over hoe bestuur en ordehandhaving direct na de bevrijding moesten worden geregeld. Op 16 mei 1944 had zij daarover een overeenkomst gesloten met de Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force (SHAEF). Bevrijde gebieden zouden direct onder het gezag komen te staan van de opperbevelhebber van SHAEF, generaal Dwight D. Eisenhower. Op 31 augustus gaf SHAEF, op wens van koningin Wilhelmina en op aandringen van prins Bernhard, toestemming voor de vorming van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Prins Bernhard werd opperbevelhebber, onder Eisenhower.

Op 5 september 1944 was de oprichting van de BS per Koninklijk Besluit een feit .     

Prins Bernard

De OD bracht in september 1944 bij de NBS 4.000 man in, de LKP 1.800 man, de RVV 1.000 man. Het aantal nieuw gevormde NBS’ers bedroeg aanvankelijk nog geen 10.000 man. De NBS in oprichting was ook slecht bewapend en gekleed. In het tekort aan wapens zou worden voorzien door geallieerde wapendroppings en smokkelwegen. 

Eind december 1944 zag de indeling van de NBS er als volgt uit:
• Gewest 1 Friesland.
• Gewest 2 Groningen.
• Gewest 3 Drenthe.
• Gewest 4 Overijssel.
• Gewest 5 Achterhoek.
• Gewest 6 Veluwe.
• Gewest 7 Betuwe, Arnhem, Nijmegen e.o. (gedeeltelijk bevrijd).
• Gewest 8 Utrecht.
• Gewest 9 Het Gooi.
• Gewest 10 Amsterdam (en directe omgeving).
• Gewest 11 Noord-Holland/Noorderkwartier (Alkmaar e.o.).
• Gewest 12 Noord-Holland-West (Haarlem e.o.).
• Gewest 13 ‘s-Gravenhage en omgeving.
• Gewest 14 Zuid-Holland-Zuid (Rotterdam e.o.).
• Gewest 15 Zeeland (gedeeltelijk bevrijd).
• Gewest 16 West-Noord-Brabant (Breda e.o.) (bevrijd).
• Gewest 17 ‘s-Hertogenbosch e.o. (bevrijd).
• Gewest 18 Eindhoven e.o. (bevrijd).
• Gewest 19 Limburg (gedeeltelijk bevrijd).

Een klein deel van de BS bestond uit verzetsstrijders die waren opgeleid in guerrilla tactieken of sabotage. Ze waren afhankelijk van de gedropte en gesmokkelde wapens en materialen. Uniformen waren er in het begin niet. Merendeel droeg gewoon burgerkleding en onderscheiden zich met de bekende armband ORANJE. Afgedragen burgerkleding, alle soorten helmen, wapens en uitrustingsstukken. Van buitgemaakte Duitse, vooroorlogse Nederlandse en tot (geruilde) Amerikaanse legeruitrusting werd gebruikt. 

Bewapening

In het begin van de bevrijding werden er alle soorten wapens gebruikt, handvuurwapens en mitrailleurs die eerder gedropt waren. Of die direct werden uitgereikt via de geallieerden of welke waren buitgemaakt van de Duitsers. Maar ook handgranaten, pantserfausten, alle soorten messen, vooroorlogse zwaarden, hagelgeweren en zelfs windbuksen werden gebruikt. In het Zuiden van Nederland werden veel Amerikaanse wapens gebruikt zoals de M1 karabijn of de Engelse Stengun. Meest gebruikte wapentypes bij de BS waren de Stengun, Brengun, Lee-Enfield, K.98, M1 Karabijn, Hembrug en de diverse type pistolen en revolvers.

Hoofdeksels

Als hoofdeksel (hoort bij de bewapingsuitrusting) werden in het begin van de bevrijding Nederlandse helmen, zoals de modellen M27 en M34, gebruikt met of zonder de leeuwplaat. Merendeel waren nog legergroen of al zwart gemaakt. De KMar, Politie, Brandweer en Luchtbescherming gebruikte al de gehele oorlog de vooroorlogse Nederlandse helmen in het zwart. Deze waren dus al voldoende voorradig. 

Blauwe overall            

Echte uniformen waren vooral in het begin van de bevrijding een probleem. Vaak werd er burgerkleding gebruikt. Toch kennen we de BS van de blauwe overalls. De bekende blauwe overall kwam door een gebrek aan echte uniformen. Door de grote hoeveelheid aanmeldingen van nieuwe BS’ers zorgde goede uniformen voor een logistiek probleem. In bezet gebied was het ook niet mogelijk om zonder gevaar militaire uniformen al uit te reiken. De blauwe overalls waren wel op een eenvoudige manier te transporteren en op persoon uit te geven zonder argwaan te wekken bij de Duitsers. Blauwe overalls zijn merendeel in Utrecht, Noord- en Zuid-Holland gebruikt en later ook in andere delen van het land.

Armbanden

De officiële armband was de oranje armband met de zwarte letters.

Deze waren al in Londen gemaakt en later in bevrijd Brabant. In andere delen van het land werden de armbanden met de bekende blauwe, witte en oranje strepen gebruikt. Deze waren gemaakt van markiezenstof die makkelijk in rollen getransporteerd konden worden langs Duitse controleposten. En later achter gesloten deuren geknipt konden worden en gestempeld met ORANJE en een nummer.

De Binnenlandse Strijdkrachten waren opgezet als tijdelijke oplossing: drie maanden na de capitulatie zouden ze worden ontbonden. Dat gebeurde dan ook op 8 augustus 1945. Binnenlandse Strijdkrachters die nog in dienst wilden blijven, konden zich opgeven als Oorlogsvrijwilliger (OVW) om de strijd in Nederlands-Indië voort te zetten. Velen meldden zich aan. Zo’n 10.000 Binnenlandse Strijdkrachters stapten over naar het Korps Gezagstroepen, dat de bewakingstaken van de Binnenlandse Strijdkrachten overnam. Tijdens de bestaansperiode van de Binnenlandse Strijdkrachten, van 5 september 1944 tot 8 augustus 1945, zijn naar schatting 1.730 militairen van de Binnenlandse Strijdkrachten omgekomen.

Het Herinneringsinsigne Binnenlandse Strijdkrachten 1944-1945 is een Nederlandse particuliere onderscheiding die voor het einde van de oorlog door Prins Bernhard der Nederlanden werd ingesteld.

Op 7 februari 1945, dus nog voor de bevrijding, werd op persoonlijk initiatief van Prins Bernhard een herinneringsinsigne ingesteld om uitdrukking te geven aan de erkentelijkheid van de Bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten voor het belangrijke werk, dat door de Binnenlandse Strijdkrachten in bevrijd gebied onder vaak zeer moeilijke omstandigheden was verricht, dat aan alle leden van de Binnenlandse Strijdkrachten kon worden uitgereikt.

Voor de manschappen van de Binnenlandse Strijdkrachten was er geen decoratie of zichtbaar eerbetoon. Zij kwamen niet in aanmerking voor het Mobilisatie-Oorlogskruis of het Oorlogsherinneringskruis. Het Verzetsherdenkingskruis werd pas in 1980 ingesteld.

Het Herinneringsinsigne is een ovaal bronzen plaatje van 25 bij 20 millimeter. Op de voorzijde is een gekroonde “B” afgebeeld met het opschrift “BINNENLANDSCHE STRIJDKRACHTEN 1944-1945”. In de rand, onder de ‘4’ van “1944” beginnend en eindigend onder de ‘1’ van “1945” staat de afkorting “VE MI”. De  initialen van de ontwerper. Op de keerzijde is in hoog reliëf de handtekening van Prins Bernhard aangebracht. 

Het Regiment Stoottroepen
Het regiment is ontstaan uit de landelijke knokploegen (LKP) en de Raad Van Verzet (RVV) in de Tweede Wereldoorlog, destijds Stoottroepers of ‘Stoters’ gemaand. . In september 1944 gaf Prins Bernhard formeel de opdracht voor het vormen van een militair verband, bestaand uit personen die actief betrokken waren bij het gewapend verzet. Daarmee was het Regiment Stoottroepen geboren.

Leden van het Regiment Stoottroepen

Toen het zuidelijk deel van Nederland in 1944 was bevrijd van de Duitse bezetting, hebben vele Nederlanders zich aangemeld bij de nieuw te formeren stoottroepencompagnieën. Deze compagnieën werden ingedeeld bij het voor deze gelegenheid gevormde Commando-Brabant en Commando-Limburg. Later (medio juni 1945) zijn deze samengevoegd tot een regiment. Zij werden direct ingezet in de gebieden ten zuiden van de grote rivieren, waar Duitse verkenningseenheden regelmatig probeerden te infiltreren in het bevrijde zuiden. Zonder enige vorm van training en met gebrekkige uitrusting, hebben deze “stoters van het eerste uur” zich maximaal ingezet om deze infiltraties te voorkomen, waarbij regelmatig gevechtscontact werd gemaakt met Duitsers. In de beginperiode van het regiment kenden de leidinggevenden geen rangen. Deze mensen waren leider geworden op basis van hun competenties tijdens de bezetting. Medio 1945 moest het regiment eraan geloven. Leidinggevenden moesten een meerdaags examen afleggen, waarna ze tot een passende rang werden bevorderd. Uiteindelijk hebben de Limburgse stoters ingebed in het Amerikaanse leger gediend, terwijl de Brabantse stoters de Duitsers bevochten in samenwerking met de Britten en Canadezen. Zij kregen daar het Engelse tenue, de Limburgers werden uitgerust met Amerikaanse uniformen. Allen waren te herkennen aan de naam ‘Stoottroepen’ op de schouder. De Zeeuwse vrijwilligers waren ingedeeld bij het in september 1944 (her)opgerichte 14e regiment infanterie. Net als de Brabantse stoters behoorden zij tot de Britse 21e Legergroep. Bij de stoters van het eerste uur dienden niet alleen mannen. De dames die tijdens de bezetting een belangrijke rol speelden in het verzet, gingen na de bevrijding van het Zuiden ook over naar de stoottroepencompagnieën. Hier vervulden zij taken zoals verpleegster of typiste. Door reorganisaties direct na de oorlog moesten zij de stoottroepen verlaten.

De leden van het Regiment Stoottroepen Commando Brabant uitgerust met Engelse uniformen type Battledress No. 5 Uniform en de Mk III (turtle) Helm . In het begin waren buitgemaakte ( Duitse K-98 ) en geleende vuurwapens ( Lee Enfield en Stengun )  in gebruik . Soms had men nog Nederlands Hembrug M.95 geweren en zelfs jachtgeweren ter beschikking .  Later ging men over tot standaard wapens : handvuurwapens : Enfield Mk II revolver , Colt M1911 ; geweren : Lee Enfield Rifle No. 4 Mk I , M1 Carabine  , M1 Garand ; grote wapens : Brengun Mk II , M-2 Browning .50 cal .

Commando Limburg werd uitgerust met de U.S. Army M1943 Combat Uniform en de M1 helm .

Het verloop

Voor veel BS’ers viel hun inzet aan het eind van de oorlog en direct na de capitulatie tegen. De geallieerden bleken niet altijd staan te springen om de hulp van de Nederlandse strijders. Daarin waren er verschillen tussen de Amerikanen en Canadezen, die vaak het nut van de BS wel inzagen, en de Britten, die hiervan minder overtuigd waren.

De maanden van voedseltekorten, gebrekkige kleding en uitrusting en opgebouwde spanningen hadden bovendien een negatief effect op de discipline. Daarnaast boden na de capitulatie, net als op en na Dolle Dinsdag, veel mensen spontaan hun diensten aan bij de BS. Van de meer dan 200.000 man die de BS bij opheffing telden, hadden er naar schatting slechts 45.000 werkelijk in het verzet gediend. Sommigen meldden zich als vrijwilliger bij de BS om een arrestatie vanwege ‘fout’ gedrag tijdens de bezetting te voorkomen. Dit gaf de BS niet alleen een slechte reputatie, maar zorgde ook voor een toenemend onderling wantrouwen. Gefrustreerde BS’ers namen het recht in eigen hand: zo namen ze deel aan het kaalscheren van ‘moffenmeisjes’ en de mishandeling van gevangenen.

Het Einde van de Binnenlandse Strijdkrachten

De Binnenlandse Strijdkrachten waren opgezet als tijdelijke oplossing: drie maanden na de capitulatie zouden ze worden ontbonden. Dat gebeurde dan ook op 8 augustus 1945. Binnenlandse Strijdkrachters die nog in dienst wilden blijven, konden zich opgeven als Oorlogsvrijwilliger .

Oorlogsvrijwilligers

Oorlogsvrijwilligers in buitenlandse dienst zijn onderdanen van een land die vrijwillig gaan vechten in het leger van een buitenlandse mogendheid zonder de steun van het eigen land. Hun vrijwilliger schap gaat dus niet uit van het land waarvan ze de nationaliteit bezitten en vindt plaats op vreemd grondgebied. 

Oorlogsvrijwilligers kunnen worden gedreven door nationalisme of een andere ideologie , vaderlandsliefde , plichtgevoel of zucht naar avontuur. Anders dan bij huurlingen gaat het hen doorgaans niet om geldelijk gewin of buit.

In bevrijd Nederland worden in 1944 en 1945 Oorlogsvrijwilligers geworven om de geallieerden te helpen met de bevrijding van Nederland en de strijd tegen Japan. Maar het loopt anders, Nederland wordt bevrijd en Japan capituleert zonder hun inmenging. De Oorlogsvrijwilligers worden ingezet om het koloniale gezag te herstellen.

Het eerste aanmeldingsbureau opent op 22 september 1944 en het animo is groot. De vrijwilligers krijgen eerst een korte training in Engeland. Een groot deel gaat naar Wolverhampton, waar de Prinses Irene Brigade is opgericht. Anderen komen terecht in Australië. In Kamp Darley krijgen de vrijwilligers, samen met KNIL-troepen en Surinaamse vrijwilligers, verdere training.

Ook vanuit Someren zijn er vele die zich aanmelden bij de Binnenlandse Strijdkrachten . De meeste komen bij het onderdeel Stoottroepen . Een aantal zal later doorstromen als oorlogsvrijwilliger naar het Nederlandse leger . Enkele vrijwilligers worden dan mee uitgezonden naar Nederlands-Indië bij de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog .

Een aantal van de Somerense BS-ers verliezen hun leven in dienst van de geallieerden

Henricus Sprengers      

Henricus wordt geboren op 6 augustus 1923 in Lierop. Tegen het einde van de Duitse bezetting meldt hij zich bij de Binnenlandse Strijdkrachten en wordt als soldaat ingedeeld bij de stoottroepen die aan geallieerde zijde deelnemen aan de verdere bevrijding van Nederland.

Op 29 mei 1945 komt hij in Vught als gevolg van een ongeluk door verdrinking om het leven. Henricus is 21 jaar geworden en wordt thuis in Lierop met militaire eer begraven.

Johannes van Doorn

Johannes wordt op 15 juni 1925 in Someren geboren. Tegen het einde van de Duitse bezetting wordt hij als lid van het gewapend verzet toegelaten tot de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij wordt als soldaat ingedeeld bij de stoottroepen, vallend onder commando Brabant.

Op 21 februari 1945 is hij als mijnenruimer werkzaam in Meijel, als er plots een mijn tot ontploffing komt. Johannes raakt fataal gewond en overlijdt ter plekke, 19 jaar oud.  Johannes word begraven op het R.K. Begraafplaats St. Lambertus en word in 1974 door het Nederlandse Oorlogsgravenstichting herbegraven op het Nationaal Ereveld te Loenen .

Petrus van Oosterhout

Petrus wordt geboren op 16 augustus 1912 in Lierop . Tegen het einde van de Duitse bezetting neemt hij als soldaat dienst bij het weer in opbouw zijnde Nederlandse leger. Hij wordt ingedeeld bij de Grenswacht-Compagnie in Roermond, ter verdediging van de stad tegen een eventuele Duitse poging tot herovering.

Hij komt door onbekende oorzaak om het leven op 13 april 1945 in Arcen, dat dan al ruim een maand bevrijd is. Mogelijk is Petrus omgekomen door een achtergebleven landmijn . Petrus is 32 jaar geworden en word begraven op het RK begraafplaats H. Lucia te Mierlo en word in 1986 overgebracht naar het Nationaal Ereveld in Loenen.

Edelbertus Hollanders

Edelbertus word geboren op 25-10-1917 in Someren . Op het einde van de oorlog melde Edelbertus zich vrijwillig aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten . Op 9 oktober 1945 overlijd Edelbertus ten gevolge van een motorongeval te Helmond .

Zijn graf was op het R.K. Begraafplaats St. Lambertus en was al geruimd voordat de Oorlogsgravenstichting zijn lichaam kon overplaatsen naar het Nationaal Ereveld te Loenen .

Bronnen
Nederlands Instituut voor Militaire Historie
binnenlandsestrijdkrachten.nl
Brabantse Gesneuvelden
Oorlogsgravenstichting
Het Contact 11-06-2020
Erelijst van Gesneuvelden 1940-1945